Tandheugelaandrijving
van het ornithoptermodel EV7
1. Aandrijfeenheid
De benodigde ingangsvermogen voor de aandrijfmotor berekend 1986 om de vloeiend toenemende stijgvlucht wat op het gemiddelde van 133 Watt en maximaal 211 Watt gedurende de slagperiode.
2. Animatie van de tandheugelaandrijving
Hier werd een tandheugel met een verdeling van 6 mm toegepast, zoals deze bij de kettingaandrijvingen van modelauto's worden toegepast. Deze tandheugel beweegt zich op en neer en drijft zo de binnenste hefbomen van de slagvleugels aan.
Het ronddraaiende rondsel moet dwangmatig langs de zwarte lijn om de tandheugel heen worden geleid.
Eerst wordt de krachtvlucht ingeschakeld. Voor het terugschakelen naar de glijvlucht is een korte bediening van de glijvluchttaster op een bepaald moment voldoende. Vanaf de eerstvolgende beweging van de tandheugel door het onderste dode punt wordt de motor op naar de halve snelheid teruggebracht en in de glijvluchtpositie uitgeschakeld.
3. Aandrijfmechanisme
De gasveer voor de opslag van de aërodynamische energie uit de opgaande slag en voor de uitbalancering van de liftkrachten is duidelijk te herkennen (Een drukvat net als bij het aandrijfmechanisme van de EV4), net als de kleine veerpot van de vleugelligger in de eindpositie.
Voor informatie van het energieverloop van de veren zie Handboek, hoofdstuk 1.5, 1.6 en 2.5, en tevens 5.2 en 5.3.
De bevestiging van de vleugel wordt gerealiseerd met koppelstangen door de beide, 55 mm lange, hefbomen van de vleugelaansluitrollen.
3.1 Tekeningen van het aandrijfmechanisme
Dwarsdoorsnede tekening door de compensatieveer
(pneumatische veer met een druk van 5 bar)
Het rolmembraan (RM) is goed te zien.